Bron: Dagblad van het Noorden
Thuis in het Noorden wandelt 13 kilometer rond het Schildmeer. In heerlijk wandelweer, al geselt een flinke bui zo nu en dan het lege land.
Gehurkt op mijn knieën schuil ik onder een picknickbank aan de rand van het Schildmeer. De houten tafel is het enige object dat beschutting biedt. De regen roffelt op het hout en geselt het wateroppervlak. De karakteristieke juffertoren van Schildwolde heeft zich aan het zicht onttrokken. Het natuurgebied Tetjehorn hult zich in grijze sluiers.
Direct na de felle bui breekt de zon weer door. De wereld ziet er daardoor een stuk aantrekkelijker uit. Ik kruip onder de tafel vandaan, recht de rug en ga verder met mijn wandelsafari door het herschapen veenmoeras.
Het is zaterdagochtend vroeg. Steendam ligt te dommelen. Ik parkeer de auto direct na de brug over het Afwateringskanaal van Duurswold bij het podiumcafé van Peter en Leni, in wijde omtrek vermaard vanwege de uitgelezen folk- en bluesconcerten.
Er zijn vroeg op de dag nog weinig tekens van leven. De donkere luchten komen in een lange sliert aandrijven vanaf Groningen en koersen precies over het lage land van de provincie naar de Dollard.
REGENBOOG
De lucht dreigt, in de verte ontwaar ik regenflarden en boven het Schildmeer tekent zich hoog in de wolken een regenboog af, maar vooralsnog schijnt in Steendam de zon. Heerlijk wandelweer, graadje of 20. De jas laat ik in de auto, een rugzak met broodje en koffie lijkt mij voldoende op deze natuurtocht die de oevers van het Schildmeer rondom volgt.
Het dorp dankt zijn naam aan de stenen dam die rond 1800 op een drassige plek in de weg tussen Appingedam en Noordbroek is aangelegd. De dam markeert het noordoostelijke deel van de streek Duurswold, grofweg tussen Kolham en Appingedam.
Net als grote delen van Noord-Nederland is dit gebied gevormd onder invloed van het ijs in de voorlaatste ijstijd en de winterse stormen die de steppen geselden in de laatste ijstijd. De dorpen Siddeburen, Hellum, Schildwolde, Slochteren en Kolham liggen op een keileemrug en zandopduikingen.
In de laagte ontstonden uitgestrekte veenmoerassen die geleidelijk vanuit het noorden, waar de dorpen op wierden in het kwelderlanschap lagen, en zuiden ontgonnen werden. De verkaveling in stroken volgde eeuwenlang deze ontginningsassen. Na de vervening restte arme grond.
Duurswold, de Wolden in de volksmond, was dun bewoond, alleen de hogere randen van de komvormige laagte waren dichter bevolkt. De ontwikkeling tot landbouwgebied kreeg in de 19de eeuw een belangrijke zet nadat op grote schaal de vruchtbare aarde van de wierden werd afgegraven en gebruikt voor grondverbetering.
Het Schildmeer speelde in het vervoer een cruciale rol, de schepen uit het noorden met klei- en wierdegrond troffen er de schippers die vanuit het zuiden de vruchtbare lading oppikten om de armere zandgronden te verrijken.
Aan de zuidkant van het Schildmeer ligt de Haansvaart met de Haansluis. Boer Hendrik de Haan liet vaart en sluis in 1866 aanleggen zodat de schuiten met vruchtbare grond de arme landbouwgronden bij zijn boerderij ten zuiden van Hellum konden bereiken. Sluis en sluismeesterswoning zijn goed bewaard gebleven en zijn kenmerkend voor de nuchtere Groningse bouwstijl uit die tijd. Het is een prachtig ensemble dat op de route ligt.
Ondanks alle moeite die de boeren en bestuurders zich getroostten om de streek op te stoten in de vaart der volkeren bleef het ploeteren, de ruilverkavelingen ten spijt. Eind jaren 80 van de vorige eeuw werden de bakens drastisch verzet.
LUSTOORD
De minst productieve grond kreeg als bestemming natuurontwikkeling. De laagte in Midden-Groningen vanaf Kolham tot aan het Schildmeer veranderde op de tekentafels opnieuw in moerasland, een lang lint van plassen, wuivend riet, broekbossen en recreatieve fiets- en wandelpaden. Een lustoord voor de stad.
De polder Tetjehorn aan het Schildmeer was een van de eerste gebieden die in 2000 werd teruggeven aan de natuur. Het meer dateert uit de 12de eeuw en is waarschijnlijk ontstaan door turfwinning, in combinatie met een zware overstroming en afkalving door stormen.
Vanaf Steendam maak ik eerst een uitstapje naar het Steendammerbos. Langs een bloeiende akkerrand met klaprozen, korenbloemen en kamille bereik ik de Groeveweg. Terwijl ik angstvallig de dreigende wolkenluchten in de gaten houd loop ik over de kade van het Schildmeer naar Tetjehorn.
Leeuweriken jubelen boven de velden, in het riet hoor ik rietzangers en de aanhoudende trillers van de snor. Het grootste rietmoeras van de provincie ligt er puik bij. Het pad volgt de oever van het Schildmeer, maakt een haakse bocht en voert naar uitkijktoren Biesterwied, ofwel verst liggend land, die zijn naam dankt aan de boerderij die hier vroeger stond.
Het uitzicht over het meer, de rijke oevervegetatie en de wuivende rietzee is weergaloos. Ik heb de mazzel dat de zon de omgeving net weer in de spotlights zet.
In voorjaar en zomer heeft de wandelaar goede kans het ‘hoempen’ te horen van de roerdomp, het icoon van ’t Roegwold. Het geluid draagt ver en klinkt als een misthoorn of als een koe die loeit. Ik spot een bruine kiekendief boven een waterplas, zie aan de met riet omzoomde randen verschillende grote zilverreigers, kieviten en tureluurs. Zowaar geen slechte oogst.
Op de ene stortregenbui na houd ik het droog. Als de zon weer doorbreekt slaat de damp die uit het gras opstijgt me in het gezicht. Het voelt echt alsof ik op safari ben in de tropen.